Met dit grootste goederenstation in Europa spreidde België in 1902 niet alleen zijn economische ambities tentoon, maar ook zijn ingenieurskunsten. Dit indrukwekkende gebouw werd ontworpen door de spoorwegingenieur Frédéric Bruneel, die later ook een belangrijke rol zou spelen in de Noord-Zuidverbinding in Brussel. Gare Maritime is 280 m lang en 140 m breed en bestaat uit drie grote hallen met een spanwijdte van 26 m en vier kleine hallen met een breedte die varieert van 12 tot 16 m.
Aan de Picardstraat is Gare Maritime met het Hotel de la Poste en het Depot des Collies verbonden. De dragende structuur van de hallen bestaat uit reeksen van drie-scharnierboogspanten. Dit zijn spanten die in de nok en aan de voet uit scharnieren bestaan en zo de bewegingen van de staalstructuur kunnen opvangen. De structuur werd uitgevoerd en met ornamenten voorzien in art-nouveaustijl, die toen net opgang maakte. Typisch voor die tijd is de ingenieursmatige benadering van die ornamentatie. Elk ornament heeft een functie. Zo dienen bijvoorbeeld de schuine stekers ter hoogte van de goten eigenlijk om de dwarskracht op te vangen.
Samen met het station van Antwerpen is Gare Maritime het laatst overblijvende station uit die periode met nog een originele overkapping. De structuur en compositie van hoofd- en zijgevels en het merendeel van de ornamenten daarentegen sneuvelden in de verbouwingswerken die de NMBS gestaag uitvoerde in de kleine eeuw waarin zij het gebouw beheerde.
Toen Extensa de Thurn & Taxis-site kocht, was het gebouw in erbarmelijke staat. De eerste uitdaging bestond er daarom in deze industriële ruïne in ere te herstellen. Architect Jan de Moffarts en Bureau Bouwtechniek kregen de opdracht de staalstructuur, de gevels en de daken van het gebouw te renoveren en een visie te ontwikkelen voor de organisatie binnen de zeven hallen.
Samen met prof. Inge Bertels (VUB) doken ze in het uitgebreide archief dat de NMBS had nagelaten. Ze vonden er honderden plannen die nauwgezet elk constructiedetail weergaven en de reikwijdte toonden van de historische waarde van dit uitzonderlijk stationsgebouw. Op basis van dit historisch onderzoek en in samenwerking met het ingenieursbureau Ney & Partners besloten ze de originele structuur en compositie te herstellen, zonder daarom alle oorspronkelijke ornamenten opnieuw te produceren. Om de hallen aan de hedendaagse normen voor ventilatie en ontroking te laten voldoen, vroeg Studiebureau Boydens om 400 m2 mechanisch gestuurde ramen in de gevels te integreren en 1.200 m2 in het dak.
Voor Jan de Moffarts bleek de integratie van deze hedendaagse elementen juist een interessant instrument binnen het restauratieproces: “We hebben de nieuwe elementen gebruikt om de oorspronkelijke compositie mee te reconstrueren. Zowel in de kopgevels, waarin we telkens drie ramen uit de oorspronkelijke compositie hebben samengenomen, zonder de verticaliteit van de gevel te verstoren, als in de zijgevels. Omdat de nieuwe delen aan de EPB-wetgeving moesten voldoen en dus geïsoleerd moesten worden, hebben we nieuwe bakstenen laten maken met dezelfde ornamentele vorm als de oude om deze als paramentsteen te gebruiken. De arduinen elementen die op sommige plaatsen afgebroken werden, kunnen we bij de renovatie van de kopgevel gebruiken.” De Moffarts en Bureau Bouwtechniek tekenden ook de assen opnieuw binnen de hallen en verbonden ze met de krachtlijnen van de site.
De tweede fase van het project werd in opdracht gegeven aan Neutelings Riedijk architecten. Zij maakten van dit voormalige goederenstation een ‘stad in een stad’. Door het gevraagde programma van 45.000 m2 kantoren en commerciële ruimtes onder te brengen in twaalf compacte gebouwen aan de randen van de uiterste hallen, slagen ze er in de drie middelste hallen volledig vrij te houden. Niet alleen blijft zo de majestueuze ruimtelijkheid van deze hallen bewaard, er wordt zo ook een centrale boulevard gemaakt, omzoomd door bomen en planten. Hier sluiten de twaalf gebouwen op natuurlijke wijze op aan en kunnen allerlei evenementen plaatsvinden. Vijf dwarsstraten en pleintjes vervolledigen de stedelijke structuur en maken van Gare Maritime een volwaardige – overdekte – wijk.
Willem Jan Neutelings: “We hebben een nieuw stukje stad ontworpen. Een stad waar het nooit regent, maar met een aangenaam getemperd klimaat dat de seizoenen volgt.”
De nieuwe volumes bestaan uit drie bouwlagen en zijn volledig in hout (CLT) gebouwd. Dankzij een maatstramien van 1,20 m passen ze zich respectvol in binnen het bestaande 12 m kolomritme van de hallen. Ze zijn drie traveeën lang (36 m) en zijn 38 m diep en worden gescheiden door de dwarsstraten, die één travee breed zijn en samenvallen met de boogvormige ramen in de zijgevel. De paviljoenen staan volledig los van de stalen kolomstructuur, zodat deze goed zichtbaar blijft, maar sluiten aan bij de zijgevels en gaan tot aan de nok van de hallen.
“Een technische uitdaging, met complexe constructiedetails tot gevolg”, zegt Willem Jan Neutelings, “aangezien hout en staal op een volledig andere manier uitzetten.” De onderste twee bouwlagen zijn uitgevoerd met eikenhouten raamkaders en balkons met borstweringen van eikenhouten latten. Op de twee bovenste verdiepingen maken gevels van slanke metalen raamkaders de verbinding met het dak.
De nieuwe invulling van Gare Maritime geeft een nieuw leven aan een industrieel monument. Niet alleen door een respectvolle omgang met en intelligente herinterpretatie van de bestaande structuur, maar ook – opmerkelijk – door het scheppen van nieuwe perspectieven op deze structuur. De nieuwe boulevard celebreert de monumentaliteit van het gebouw. De terrassen en balkons geven onverwachte close-ups van de structuurdetails. Zowel de publieke als private open ruimte geven Gare Maritime letterlijk een nieuwe dimensie.