Bloc Paysage, vvv architecture urbanisme, Pauline Varloteaux en Pauline Cabrit sloegen de handen in elkaar en dienden een wedstrijdontwerp in bij de Brusselse bouwmeester voor vier pocketparken met als motto ‘vers des communs métropolitains’. Het team van jonge architecten en landschapsarchitecten realiseert vier kleine parkjes als groene stapstenen langs de spoorlijn tussen het Emile Bockstaelplein en het kanaal.
In het kader van het duurzaam wijkcontract Bockstael was de stad Brussel op zoek naar een project dat een groene, recreatieve verbinding tussen het Bockstaelplein en het Kanaal tot stand zou brengen. De zone takt aan op het grotere parksysteem dat door het Zennepark, park L28, en Thurn en Taxis gevormd wordt. Vier braakliggende gronden langs de spoorlijn die voordien eigendom waren van NMBS en Infrabel kwamen in handen van de stad Brussel. De wedstrijd van de Brusselse bouwmeester stelde dat elk van de vier plekken een eigen identiteit moest krijgen, afhankelijk van de kenmerken van de site, en benadrukte dat de betrokkenheid van de buurtbewoners een vereiste was voor de creatie van de pocketparken. In 2015 won het team rond vvv en Bloc Paysage de wedstrijd om de friches – stedelijke restruimtes die voordien ontoegankelijk waren – te activeren.
De pocketparken passen in een binnenzak, maar hun beperkte oppervlakte en uitzonderlijke ligging en topografie maken het ontwerp tot een uitdaging. De ontwerpers kozen ervoor om in de mate van het mogelijke met déjà-là-elementen op de sites te werken. De bijzonderheden van de vier sites zullen het resultaat bepalen.
La Terrasse creëert een nieuw stedelijk plein bovenop het station Bockstael, en verbindt het via een glooiend park en een speeltuin op het spoorwegtalud met het lagergelegen perron dat tot in de publieke ruimte verlengd wordt. Le Vallon, opgevat als een belevingspad, verbindt een nieuwe belvedère met een stedelijk terras voor spel en sport. Le Jardin-Station, een vlak stuk land dat als een achtertuin tussen de bebouwing en de spoorlijn ligt, wordt als gemeenschappelijke moestuin voor de buurt gebruikt. Een oude spoorwegberm tegenover het koninklijk station in het park van Laken wordt tot La Halte Royale omgevormd,een groot grasveld met speeltuigen, een wachthuisje dat een nieuwe bestemming als kiosk krijgt en een uitkijkpunt op het Kanaal. Langs een groene helling maakt La Halte Royale een verbinding met de wijk en de Kanaaloever; op het talud anticipeert het park op de geplande fietsbrug die de verbinding met het Parc de la Senne zal maken.
Ondanks de beperkte oppervlakte schuilen er grotere ambities achter dit project. De ontwerpers concipieerden de pocketparken als ademruimtes in een dichtbebouwde buurt, maar passen ze tegelijk ook in in een groter stedelijk parksysteem. Bovendien beschouwen ze de parkjes niet alleen als een fysieke verbetering van de stedelijke ruimte. Met het motto ‘vers des communs métropolitains’ tonen de ontwerpers dat de aanleg van de plekken voor hen meer is dan het injecteren van een vleugje groen. De ontwerpers koesteren de hoop dat het herwaarderen van braakliggende gronden in de stad kan leiden tot een toe-eigening van de omgeving door de omwonenden, het tot stand brengen van sociale cohesie en zelfs de versterking van de publieke sfeer.
Aan de aanleg van de parkjes ging een traject van bewonersparticipatie vooraf. Buurtbewoners legden samen een moestuin aan, organiseerden activiteiten om de ruimte te activeren en waren betrokken in het ontwerp. Het slagen van de pocketparken is voor de ontwerpers onlosmakelijk verbonden met de lokale verankering. In de visie van de ontwerpers kunnen bewoners beslissen over de inrichting en het gebruik van de nieuwe commons: ze maken er samen gebruik van, en zijn samen verantwoordelijk.
De ambitie van de ontwerpers wordt ook weerspiegeld in de rol die ze voor zichzelf in toekomstige projecten zien. Het project van de pocketparken toont dat samenwerkingen tussen jonge ontwerpbureaus met verschillende expertises tot nieuwe methodologieën kan leiden. De ontwerpers maken vanuit hun technische kennis en expertise een synthese van de contextfactoren: ze bestuderen de inpassing van de ruimtes in de buurt en het stedelijke netwerk, bepalen de impact van ontwerpkeuzes op de waterhuishouding en het heat wave effect, en ontwikkelen duurzame vormen van participatie. Naast hun architectenpraktijk kiezen ze ervoor om de band met academisch onderwijs te behouden, en ruimte te laten voor reflectie en theorievorming over stad en stedelijkheid.