In de herfst van 2020 leverden Stéphanie Bru en Alexandre Thériot (Bruther) de studentenhuisvesting Rosalind Franklin op. Het Frans-Zwitserse architectenbureau werkte hiervoor samen met Adrien Verschuere (Baukunst) uit Brussel. Het is een gebouw van de Universiteit Parijs-Saclay, die gespecialiseerd is op het gebied van wetenschappen en technologie – de Franse miniversie van Silicon Valley in het zuidwesten van Parijs. De universitaire campus is al een tiental jaar één grote werf. Het nieuwe gebouw van Bruther – Baukunst bestaat uit twee delen, elk met een compleet verschillend programma: enerzijds 192 studentenunits met enkele gemeenschappelijke en commerciële ruimtes, anderzijds een parkeergarage met 491 plaatsen, waarvan een deel herbestemd moet kunnen worden. In het hart van het U-vormig gebouw ligt een collectieve tuin.
Het gebouw met zes verdiepingen ligt aan een nieuwe boulevard, de ruggengraat van het masterplan van Michel Desvignes, Xaveer De Geyter en Floris Alkemade, waar binnenkort het metroviaduct komt voor de nieuwe Grand Paris Express-lijn. De nieuwbouw richt zich echter allesbehalve naar die boulevard. Het is eerder een groot geraamte in ruw beton, zonder specifieke voorgevel. Zoals vaak bij Bruther is het project uitgevoerd als een stapeling van plateaus waarvan de invulling zo open en vrij mogelijk is gelaten. Dat werd mogelijk door een uiterst rationale opbouw (en organisatie van circulatiestromen). De architecten trokken dit gebouw op als een perfect regelmatige, grote structuur met een vast grid van kolommen en traveeën van 7,60 meter. Dat komt zelden voor bij dit soort programma’s; de krappe afmetingen van een studentenkamer vereisen immers geen grote overspanningen. Een travee kan hier evengoed drie parkeerplaatsen omvatten, als drie eenpersoonsslaapkamers, twee studio’s of ook enkele kantoorruimtes.
Meer met minder
Om voorbereid te zijn op de toenemende druk op de vastgoedmarkt die ongetwijfeld zal ontstaan wanneer het nieuwe metrostation opent, was de mogelijkheid tot het herbestemmen van een deel van de parking een belangrijke vereiste in de wedstrijd. Enkel Bruther en Baukunst maakten hiervan echt de motor van hun ontwerp. De programma-elementen werden niet naast elkaar maar boven elkaar geplaatst in één enkel gebouw, wat een sterk punt is voor een mogelijke functiewijziging later. De generatie van MVRDV paste dit soort gelaagdheid en stapeling van functies ook al toe, waarbij in de gevel de veelzijdigheid van het programma werd benadrukt. Het project van Bruther en Baukunst doet dat echter niet, wel integendeel: de autonome structurele orde neutraliseert net het verschil in programma’s.
De gevel van de studentenunits (helaas niet met evenveel glas als in het wedstrijdontwerp) is wat naar achteren geschoven, waardoor de kolommen van de draagstructuur ononderbroken kunnen doorlopen. De hele kolom- en balkstructuur is zichtbaar en toont expliciet de toepassing van een generische constructiemethode. Het gebouw laat zien hoe architectuur een aangeleerd spel is. Het toont letterlijk de wetten en normeringen van de stabiliteit, maar verwijst ook naar archetypes in de architectuurgeschiedenis, zoals Maison Dom-Ino van Le Corbusier. Er zijn ook andere reminiscenties: zo herinneren de rondbogen van de bovenste duplexappartementen, alsook de schroefvormige trappen aan de buitengevel met bovenaan een cirkelvormige betonschijf, aan de modernistische beeldtaal. Die was niet zelden wat ambigue – tegelijk warm als koud – en erg wijdverspreid – van het Brazilië van Lina Bo Bardi tot het Nederland van Jan Duiker.
Al doende denken
Wat Bruther en Baukunst delen, is eenzelfde overtuiging wanneer het over de manier van bouwen gaat. Het construeren zelf is de voorwaarde voor architectuur, als vorm maar ook als gebruiksmatrix. Maar deze interesse voor het bouwen zelf, voor het ‘doen’, waarover Stéphanie Bru stelt dat het hun ontwerpfilosofie bepaalt[i], staat daarom niet voor een terugkeer naar een traditionele of ambachtelijke manier van werken. De materialen die ze gebruiken, zijn beperkt in hoeveelheid, resoluut industrieel, weinig gemanipuleerd en meestal onafgewerkt. Door zich te verdiepen in materiaal- en constructieleer, hebben ze hun architectuur weten terug te brengen tot de kern van de zaak, nl. de tektoniek. De helderheid van opbouw is de basis en de kracht van hun architectuur. Getuige daarvan is de meesterlijke uitwerking van het technische en functionele ontwerp van de dubbele parkinghelling (één opwaartse, één neerwaartse). De afzonderlijke hellingen, symmetrisch opgehangen aan de structuur (om makkelijker te kunnen verwijderen bij een herbestemming), geven de benedenverdieping met dubbele hoogte de allures van een kasteel van de Loire.
[i] Stéphanie Bru, conferentie in het ‘Pavillon de l’Arsenal’, 7 juni 2017.