De privéwoonst van een architect is vaak een echte speeltuin. In dit onverhoopte experimentenlabo kunnen nieuwe inzichten ontstaan die later de praktijk beïnvloeden, zoals AgwA ervoer bij de transformatie van een pakhuis tot woonst in de Verbieststraat in Molenbeek.
Oorspronkelijk stond er een vrijstaand magazijn te midden van de kale vlakte die Molenbeek begin vorige eeuw nog was. Iets vols te midden van de leegte. De omgeving rondom deze opslagplaats veranderde echter toen ze in de jaren 1950 werd omsingeld door een huizenblok: nu is het eerder een leeg skelet te midden van iets vols.
Voor we ons over deze omkering buigen, moeten we even teruggaan in de tijd. We beelden ons in dat we bij AgwA zijn in 2018. Buiten wordt ‘Claim the climate’ gescandeerd. Met enige scepsis zien de architecten hun eigen kinderen door de straat marcheren. Omdat hij hen graag wil begrijpen, verdiept Harold Fallon zich in de materie. De grafieken, taartdiagrammen en schokkende voorspellingen over de CO2-uitstoot doen hem duizelen, maar maken hem ook gretig om te handelen. Er volgt een eindeloze reeds Excel-tabellen, met als doel binnen heel deze problematiek eindelijk eens de ware impact van bouwen te meten.
Na tig vergelijkingen – passiefhuis, nieuwbouw, renovatie,… – wordt er uiteindelijk een vraag geformuleerd: wat als we, in plaats van onze gebouwen in polyurethaan in te pakken, bestaande gebouwen nu eens zo beperkt mogelijk renoveren, terwijl we het te verwarmen volume met 50 procent doen afnemen? De berekeningen zijn ook voor hem verbazingwekkend: deze oplossing eindigt bovenaan de lijst met de minst energieverslindende ingrepen. De privéaankoop van het magazijn in Molenbeek wordt de ultieme gelegenheid om alle oude gewoontes eens grondig in vraag te stellen.
Ten eerste het gebruik van beton, het energieverslindende materiaal bij uitstek. In Molenbeek is de diagnose van de ingenieur alarmerend: de betonstructuur van het gebouw dreigt in te storten onder haar eigen gewicht. Onmogelijk om het beton als zodanig te behouden. De balken zouden met nieuw beton moeten worden ingepakt. Niet dus. Er komt een niet zo vanzelfsprekende oplossing naar voren: wat als we dit oude skelet nu eens een stel houten poten geven? Het team stort zich op deze piste, maar het enthousiasme ebt al snel weg: deze houten draagstructuur moet immers op beton worden gefundeerd. Er komt stilaan stoom uit de oren van de teamleden.
De houten pijlers zullen uiteindelijk op de bestaande funderingen steunen, en de diagonalen die ze vormen definiëren vandaag de ruimte. Rest nog de ontoereikende draagkracht van de betonnen vloerelementen. De leefruimtes worden naast elkaar geplaatst, en tussen de bestaande vloeren worden grote houten plateaus gemaakt. Ze overbruggen de bestaande vloeren en zijn tegelijk zowel structuur als afgewerkt materiaal. Eenmaal de nachtmerrie van het beton voorbij is, resten nog de andere materialen, waarvan sommige op andere werven van AgwA zullen worden hergebruikt. Dit is een uitzonderlijke aanpak die we graag ruimer toegepast zouden zien en waarvan de architecten, perfect geplaatst in het bouwproces, ooit echte spelverdelers zouden kunnen worden.
Een tweede oude gewoonte of traditionele aanpak gaat over de verhouding tussen programma en oppervlakte. Wat te doen als de behoefte slechts 150 m2 is, maar er 1.000 m2 beschikbaar is? De reflex is dan om alles te spreiden, als een restje confituur op een veel te grote boterham. De overdimensionering van de keuken bleek hier zo absurd, dat de architecten besloten de situatie om te buigen: ze beperkten drastisch de ruimtes die verwarmd moeten kunnen worden, en buitten tegelijk het potentieel van de leegte uit. Het project heeft uiteindelijk niet meer dan drie verwarmbare kamers: de leefruimte voor het gezin, een ruimte specifiek voor de kinderen en een werkruimte. In totaal niet meer dan 50 procent van de bewoonbare oppervlakte.
Voorts bestaat het grootste deel uit tussenruimtes, die amper gerenoveerd zijn of ontstaan zijn door hier en daar iets te slopen: overdekte en open tuinen, een serre, een terras, onverwarmde plateaus, hoeken om nog toegeëigend te worden. Deze ‘lege ruimtes’ zorgen voor doorzichten in het skelet, dat ingesloten is door aanpalende gebouwen en bijgevolg zelf geen direct uitzicht biedt.
De kracht van dit project ligt in het vermogen van een leeg gebouw om zijn eigen landschappelijkheid te creëren. Een landschap dat geritmeerd wordt door houten elementen, die – en dat is een hoogstandje – de structuur uitmaken, voor een ruimtelijke indeling zorgen en vooral ook het gebouw een architecturale uitstraling geven. Dit is architectuur die door de structuur wordt bepaald, waardoor ze past in de rij projecten van AgwA. We zien hier geen gladde esthetiek, maar juist iets vreemds, iets verbetens, dat tot een zeer vernieuwend en verfrissend resultaat heeft geleid. Het is als het houten been van een piraat, dat op een uit de toon vallende manier getuigt van een diepgaande gedaanteverwisseling, maar de man zoveel allure geeft en hem voor een nieuw avontuur klaarstoomt.